Dit artikel komt uit Ex situ 1

Aan de Eikenvelden in Geel krijgt KSAV Sint-Dimpna drie nieuwe voetbalvelden en een parking. Maar eerst worden de terreinen archeologisch onderzocht door Condor Archaeological Research bvba. De eerste resultaten zijn veelbelovend. Twee onderzoeksfasen zijn achter de rug, een derde loopt nog. Vermoedelijk ligt op de Eikenvelden een nederzetting uit de Romeinse tijd. Daarnaast kwamen ook middeleeuwse sporen aan het licht. De aandacht gaat echter naar enkele opmerkelijke vondsten uit de ijzertijd.

Sporen van erven

Tijdens de eerste onderzoeksfase kwamen vier hoofdgebouwen aan het licht die vermoedelijk dateren uit de ijzertijd (circa 750-50 v.Chr.). Ze hadden elk vier nokpalen die de dakconstructie droegen. De schuine balken van het dak, die bijna tot tegen de grond kwamen, werden op hun laagste punt ondersteund door een korter paaltje. De wanden bestonden uit vlechtwerk dat met leem was besmeerd. Een ondiepe greppel, waarin de onderzijde van de muur gevat was, bood extra versteviging.

IJzertijdnederzetting tijdens onderzoek (foto Condor Archaeological Research bvba).

Eén gebouw werd in zijn totaliteit aangetroffen. Wegens natuurlijke verstoringen en door de ligging tegen de rand van het plangebied, konden de drie andere gebouwen slechts gedeeltelijk opgegraven worden. Toch kunnen we aan de hand van twee van die huizen besluiten dat er minstens twee bewoningsfases zijn. De twee zuidelijkste plattegronden zijn zo georiënteerd dat ze, als we ze hypothetisch vervolledigen, elkaar overlappen. Welk van de twee het oudst is, en hoeveel tijd er tussen beide structuren zit, kunnen we momenteel echter niet achterhalen.

Gebouwplattegrond uit de ijzertijd (foto Condor Archaeological Research bvba).

Hoewel nog geen natuurwetenschappelijk onderzoek zoals radiokoolstofdatering uitgevoerd is, zijn er toch goede aanwijzingen dat de huizen dateren uit de ijzertijd. We vinden immers gelijkaardige plattegronden op Nederlandse sites, zoals te Oss-Ussen. Vooral het type ‘Oss 2b’ vertoont genoeg overeenkomsten met de Geelse plattegrond om de hypothetische datering te ondersteunen.

Spijkers

Erven uit die periode bestonden niet enkel uit een hoofdgebouw. Kriskras over het opgravingsgebied werden talloze kleinere gebouwen aangetroffen, alsook twee greppels die waarschijnlijk dienst deden als perceelsafbakening. Die bijgebouwen of spijkers steunden veelal op vier, zes of acht palen en dienden als opslagruimte voor etenswaren zoals graan. Om ongedierte geen kans te geven om bij de voorraden te komen, werd het vloerniveau niet rechtstreeks op de begane grond geplaatst, maar bevond zich dat in de hoogte. Daardoor zijn de enige sporen die we van deze gebouwen terugvinden de vier (of meer) hoekpalen. Het is op dit moment nog niet duidelijk welke spijkers bij welk gebouw horen. Ook hier is het alvast zeker dat er verschillende bouwfases vertegenwoordigd zijn, die waarschijnlijk uit de ijzertijd dateren maar tot in de middeleeuwen kunnen doorlopen.

Een spijker, of vierpalig bijgebouw (foto Condor Archaeological Research bvba).

Een grafveld

Terwijl in de eerste onderzoeksfase vooral bewoningssporen werden aangetroffen, kwam in het tweede deel van de opgraving een groot grafveld tevoorschijn. De voorlopige kern lag in de noordoosthoek van het op te graven gebied. Het grafveld zelf strekte zich echter uit over heel het onderzoeksgebied, waardoor we tot nog toe zo’n zestig graven konden documenteren.

In alle gevallen gaat het om grafheuvels met een kringgreppel. Die vorm is typisch voor de metaaltijden. De overledene werd gecremeerd op een locatie naast de grafheuvel, waarna de verbrande mensenresten in een pot of een zak werden gestopt. Dat recipiënt werd vervolgens bijgezet in het centrum van het heuvellichaam. Er wordt aangenomen dat doorgaans slechts één persoon per grafheuvel werd bijgezet, al komen soms secundaire bijzettingen voor.

Kringgreppels van het grafveld (foto Condor Archaeological Research bvba).

De opbouw van een grafveld bestaat vaak uit een of meerdere grote grafheuvels, waarrond de andere als ‘satellieten’ werden aangelegd. Vaak wordt aangenomen dat de grotere bestemd waren voor een familiehoofd of toch een belangrijk persoon in de gemeenschap, waarna de rest van de nederzetting zich daarrond liet begraven. Omdat de kern van het grafveld in Geel nog niet werd aangesneden, is het nog niet duidelijk of die schikking ook hier voorkomt.

Het enige wat vandaag archeologisch nog zichtbaar is van dergelijke grafheuvels, zijn de kringgreppels, die vaak dieper uitgegraven zijn. De eigenlijke grafheuvel werd veelal bovenop het maaiveld opgeworpen met het uitgegraven zand van de omcirkelende greppel. Meestal zijn de heuvels echter in latere periodes genivelleerd, waardoor ze momenteel niet meer te herkennen zijn.

Menselijke resten

De eigenlijke crematie werd bijgezet in het heuvellichaam, dat dus in de meeste gevallen door latere ploegactiviteit verdwenen is. Toch werden in Geel twee mogelijke sporen in het centrum van een grafcirkel aangetroffen, die als graf geïnterpreteerd kunnen worden. Vermoedelijk zaten die grafcontexten iets dieper in het heuvellichaam, waardoor ze tot vandaag bewaard gebleven zijn. In een van beide sporen werd, naast veel niet direct herkenbaar bot en houtskool, ook een stuk verbrand, menselijk schedeldak aangetroffen, waardoor we vrijwel zeker zijn dat het om een grafcontext gaat. Ook het andere spoor was gekenmerkt door veel botfragmenten en houtskool. Een herkenbaar stuk bot werd daar echter niet aangetroffen. Enig voorbehoud in de interpretatie is dus aangewezen.

Een graf middenin de nederzetting

Hoewel de eerste onderzoeksfase zich vooral toespitste op de daar aangetroffen ijzertijdbewoning, werd ook daar een grafcirkel aangetroffen. Of die in relatie staat met het zuidelijker gelegen grafveld, is momenteel moeilijk te zeggen; de afstand tussen beide is immers aanzienlijk, en tussenin werden geen andere grafcirkels aangetroffen. Wat het geïsoleerde grafmonument zo speciaal maakt, is de aanwezigheid van een urn/pot in de kringgreppel. Hoewel de urn vermoedelijk volledig bewaard was, bleek ze in twee stukken gebroken en vervormd door de druk van de bovenliggende grond. Daarom werd besloten om de vondst eerst zo volledig mogelijk vrij te maken. Daarna werd ze ‘in blok’ gelicht en verder vrijgemaakt onder gecontroleerde omstandigheden. Daardoor zijn de archeologen erin geslaagd beide helften van de urn te reconstrueren. Beide delen weer aan elkaar kleven zal echter moeilijker zijn omdat ze te zeer vervormd raakten.

De gebroken urne (foto Condor Archaeological Research bvba).

De vondst van de solitaire grafcirkel in de nederzetting roept vragen op omtrent het gelijktijdig voorkomen van beide elementen. Veelal wordt aangenomen dat begraafplaatsen in de ijzertijd als een soort cultusplaats werden aanzien, en dat ze in stand werden gehouden. De nederzetting werd visueel van de begraafplaats afgesloten, om zo de eigenheid van beide leefwerelden – die van de levenden en die van de doden – te behouden. De inplanting van de grafcirkel in de nederzetting, of vice versa, strookt dus niet met de gangbare visies.

Omdat er nog geen natuurwetenschappelijk onderzoek zoals radiokoolstofdatering is uitgevoerd, is de precieze ouderdom van zowel de nederzetting als het grafveld nog niet gekend, noch is er enige duidelijkheid of ze al dan niet gelijktijdig bestonden. Ook de afbakening tussen grafveld en nederzetting is momenteel een nog onbekend gegeven. Dat komt omdat het terrein tussen beide onderzoekszones vrijgesteld werd van archeologisch onderzoek. Daardoor kon een zone van veertig bij vijftig meter tussen beide fasen niet onderzocht worden.

Een graf middenin de nederzetting (foto Condor Archaeological Research bvba).

Greppels

In het grafveld werden op verschillende locaties zo’n tien meter lange, parallelle greppels aangetroffen. Ze waren steeds per twee gegroepeerd en noordoost-zuidwest georiënteerd. Op een na oversneed er geen enkele een grafcirkel. Daardoor rijst het vermoeden dat ook die sporen uit de ijzertijd dateren. Dat vermoeden wordt bevestigd door de vondst van een groot aantal scherven van zogenaamd Harpstedtaardewerk, dat typisch is voor de ijzertijd. Omdat ze in het grafveld liggen, hebben ook de greppels vermoedelijk met de begravingen te maken. Uit de ijzertijd is een gelijkende grafvorm bekend, het zogenaamde ‘langbed’, maar daarbij zijn de parallelle greppels vaak tot meer dan veertig meter lang. Mogelijk is er een gelijkenis met het langbed ‘type Someren’, dat in Nederland is aangetroffen. De langbedden van dat type variëren in lengte tussen tien en veertig meter en zijn allemaal in dezelfde richting georiënteerd. Tijdens de opgraving in Someren vond men echter ook graven tussen de greppels, wat tot op heden in Geel niet het geval is.

Wordt vervolgd

De opgraving in Geel heeft nog zeker niet al zijn geheimen prijs gegeven. Het veldwerk van de derde fase loopt nog tot medio 2012. Een definitief rapport wordt verwacht tegen midden 2013.

Dirk Mervis


Dit artikel komt uit Ex situ 1

ES1_cover_web

Ex situ is een tijdschrift dat archeologisch nieuws uit Vlaanderen
brengt op een boeiende en toegankelijke manier voor een breed publiek.

Een normaal jaarabonnement (4 nummers) is GRATIS (met uitzondering van de verzendingskosten: €10/jaar)

Ook de oude Ex situ’s kunnen nog  worden nabesteld.