Voor velen is archeologisch onderzoek iets onbereikbaars. Er is wel de occasionele opgraving in de buurt, en een krantenartikel links of rechts, maar grote mogelijkheden om als geïnteresseerde zelf aan de slag te gaan, lijken er niet te zijn. Nieuwe wijdverbreide media als Google Earth en Bing Maps kunnen hier echter verandering in brengen. Wie wil, kan nu vanuit zijn luie zetel zelf actief op zoek gaan naar archeologische sporen in eigen achtertuin, of wat verder weg. In dit artikel testen we het potentieel alvast op enkele middeleeuwse verdronken dorpen in Zeeland.

 Verdronken dorpen in de Scheldemonding

In de nacht van 27 op 28 februari 2010 beukte een zware noordwesterstorm loodrecht in op de kusten van de Franse Vendée. De combinatie van hevige winden (tot 160km/u), zware regenval en hoogtij deed dijken begeven en veranderde de straten van het dorpje Sables-d’Olonne in een kwartier tijd in kanalen. Zeker 53 mensen werden verrast in hun slaap en lieten het leven bij de ramp. President Sarkozy kondigde al gauw een noodplan aan om de dijken te versterken. “Als het op veiligheid aankomt, mogen we geen compromissen sluiten, de regels moeten verstrengd worden! Deze gebieden die gewonnen zijn op de zee zouden absoluut niet bebouwd mogen worden”, klonk het krachtdadig. Volgens criticasters probeerden dezelfde politici, die na de ramp dergelijke verklaringen aflegden, enkele jaren voordien nog de veiligheidsvoorschriften te omzeilen om zo meer land te kunnen bebouwen. Indien de woorden Franse Vendée, Sables-d’Olonne en President Sarkozy vervangen worden door respectievelijk de Vier Ambachten, Aendijcke en Keizer Karel, kon dit krantenartikel van 2 maart 2010 in De Standaard net zo goed verschenen zijn in een pamflet uit Zeeuws-Vlaanderen op 6 november 1530.

De overstroomde nieuw aangelegde woonwijken in Sables-d'Olonne (www.lejournaldessables.fr)
De overstroomde nieuw aangelegde woonwijken in Sables-d’Olonne (www.lejournaldessables.fr)

Een precaire relatie tussen mens en landschap

De vergelijking toont aan dat de mens al een tijdje op gespannen voet leeft met zijn natuurlijke omgeving. In de middeleeuwen waren het vooral landschappelijke ingrepen die voor problemen zorgden. De laatste eeuw hebben we het voornamelijk op klimatologisch vlak verkorven. Voor onze contreien concreet heeft de globale klimaatsverandering meer en vooral krachtigere superstormen, zoals bovenstaande verwoestende noordwesterstorm, in petto. Zowel vroeger als nu een fenomeen waar wij als mensen zelf zowel aanstoker als slachtoffer van zijn. Een goed voorbeeld van deze precaire relatie tussen mens en landschap biedt het estuarium van de Schelde.

 Sinds de middeleeuwen is het niet langer de natuur die de hoofdrol speelt in de landschapsvorming van deze regio. Gedreven door een ongebreidelde en steeds groeiende landhonger ging de mens telkens opnieuw op zoek naar nieuwe gronden. Gaandeweg werden grote stukken natuurlijk getijdengebied omdijkt, ingepolderd en in cultuur gebracht. Nieuwe dorpen schoten als paddenstoelen uit de grond. De nieuwe gronden achter de dijken waren aantrekkelijk en uiterst vruchtbaar, maar tegelijkertijd o zo kwetsbaar. Tussen de 14de en 16de eeuw werden de Scheldemonding en aanliggende gebieden op regelmatige basis getroffen door verwoestende stormvloeden. In combinatie met tal van militair-strategische inundaties herschiep deze watersnood het door de mens gecultiveerde landschap opnieuw in een natuurlijk getijdenlandschap. Pas in de 17de eeuw werd de regio opnieuw ingepolderd. Voor een tweede keer werd de Schelde in een door menselijke grillen bepaald keurslijf gedwongen. Projecten zoals het Sigmaplan en Vlaamse Baaien 2100, tonen aan dat dit keurslijf anno 2012 opnieuw ter discussie staat. Onder druk van de dreigende klimaatsverandering gaat men opzoek naar ecologisch verantwoorde maatregelen om nieuwe overstromingen te voorkomen.

Kaart van Christian Sgrooten met weergave van Noord-Vlaanderen en het zuiden van Zeeland tussen 1545 en 1547 (figuur Meurer 2007, kaart 8).
Kaart van Christian Sgrooten met weergave van Noord-Vlaanderen en het zuiden van Zeeland tussen 1545 en 1547 (figuur Meurer 2007, kaart 8).

 Dorpen onder de polderklei

De stormvloeden en militaire inundaties tijdens de late middeleeuwen betekenden een cesuur voor een regio in volle ontwikkeling. Zowel aan Vlaamse als aan Zeeuwse kant van de Schelde verdwenen tal van dorpen en nederzettingen onder het waterpeil. Dikke pakketten sediment, meegebracht door het water, dekten de bewoningsresten af. De latere nieuwe inpolderingen heroverden het land op rivier en zee maar konden de oude dorpen en boerderijen natuurlijk niet weer tevoorschijn toveren. Daarom liggen de resten van de middeleeuwse dorpen nu op het droge maar zijn ze verborgen onder een dikke laag polderklei.

 Voor de reconstructie van dit historisch landschap was men tot voor kort vooral aangewezen op oude kaarten. Sporadisch kwamen er oppervlaktevondsten aan het licht bij veldprospectie. Alleen al in Zeeuws Vlaanderen en de rest van Zeeland zijn er 117 verdronken dorpen bekend. In 2004 werd een onderzoeksproject opgestart door de Stichting Cultureel Erfgoed van Zeeland (SCEZ) met als voornaamste doel alle beschikbare informatie over de verdwenen dorpen op Nederlands grondgebied te verzamelen en te inventariseren.

 Luchtfotografie voor dummies

In het kielzog van het onderzoek zagen tal van kleinere projecten het daglicht. Onder andere werden er aan de Universiteit Gent een aantal masterscripties afgerond in de lijn van het thema. Hierbij ging men ook op zoek naar nieuwe technieken om het verloren erfgoed te lokaliseren. Eén methode springt toch wel in het oog: het detecteren van de verdwenen dorpen aan de hand van luchtbeelden. Luchtfotografische prospectie wordt al jaren toegepast om nieuwe archeologische sites te ontdekken. Nieuw is echter de herkomst van de gebruikte foto’s: via recente media, zoals Google Earth, Bing Maps of World Wind komen er nu een heel nieuwe reeks aan gedetailleerde luchtbeelden vrij, makkelijk te consulteren en toegankelijk voor iedereen.

Detail van de Scheldemonding met aanduiding van Aendijcke en Nieuwlande (Google Earth).
Detail van de Scheldemonding met aanduiding van Aendijcke en Nieuwlande (Google Earth).

Vooral dit laatste gegeven is erg belangrijk. Een recente enquête van het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed (FARO) toont aan dat 51 procent van de Vlamingen sterk geïnteresseerd is in lokale geschiedenis en cultureel erfgoed. Dezelfde bevraging benadrukt echter ook dat er te weinig mogelijkheid tot participatie is in de huidige erfgoedwerking. Enerzijds is dit te verklaren doordat de erfgoedwereld jarenlang het belang van een goed onderbouwd draagvlak onderschat heeft. Anderzijds is het ook zo dat historisch of archeologisch geïnspireerd erfgoedonderzoek voornamelijk wordt uitgevoerd in wetenschappelijke kringen, die een relatief beperkt segment vormen van het geheel van maatschappelijke sectoren. Nochtans betreft het een zaak van algemeen maatschappelijk belang. Het gebruik van media zoals Google Earth, Bing Maps en World Wind voor historisch onderzoek zal weinig structureels veranderen aan deze pijnpunten. Maar de toegankelijke luchtbeelden bieden de leek alvast een optie om actief deel te nemen aan het onderzoek.

Twee dorpen in het vizier

Luchtfotografie is een uitzonderlijke bron voor archeologisch onderzoek. Sporen die aan het oppervlak zelden zichtbaar zijn, worden dikwijls duidelijk afleesbaar op het beeldmateriaal. De aanwezigheid van archeologische restanten zorgt voor plaatselijke verschillen in bodemsamenstelling en waterhuishouding. Het gevolg is dat bij ideale omstandigheden de archeologische structuren zich aftekenen in de vorm van wisselende kleurschakeringen. Deze verkleuringen kunnen zich na het ploegen aftekenen in de bodem maar in de meeste gevallen zijn er schakeringen merkbaar in de aangroei of de kleur van het aangeplante gewas. Met deze wetenschap in het achterhoofd nemen we twee Zeeuwse dorpen onder de loep.

Aendijcke en omgeving op de kaart van François Horenbault (1569), waarop de precaire ligging ten opzichte van de kustlijn duidelijk wordt weergegeven (figuur Rijksarchief Gent, Kaarten en Plans, nr. 2647).art 8).
Aendijcke en omgeving op de kaart van François Horenbault (1569), waarop de precaire ligging ten opzichte van de kustlijn duidelijk wordt weergegeven (figuur Rijksarchief Gent, Kaarten en Plans, nr. 2647).art 8).

Aendijcke werd gesticht in 1170, maar was door zijn ligging erg kwetsbaar voor noordwesterstormen die op de nabijgelegen kust inbeukten. Veranderingen in het stroomregime van de Westerschelde en verwaarlozing van het dijksysteem deden in de loop van 16de eeuw het aantal overstromingen merkbaar toenemen. Wanneer de Tachtigjarige Oorlog in 1584 oversloeg naar het oostelijke deel van Zeeuws-Vlaanderen werden de reeds kwetsbare zeedijken doorgestoken door de Nederlandse troepen. Dit betekende het einde voor Aendijcke. Het dorp ‘verdronk’ op enkele maanden tijd. In de 17de eeuw werd al snel aangevangen met de herinpoldering van de regio en de restanten van het dorp liggen nu onder een laag polderklei.

Het dorp Aendijcke is op nagenoeg elke grote historische overzichtskaart terug te vinden. De meest gedetailleerde weergave werd opgetekend door François Horenbault in 1569, kort vóór de militaire inundatie. Op de luchtfoto krijgen we een duidelijk beeld van de grondverkleuringen in de huidige polders. De vorm en oriëntatie van de sporen laten toe op deze plek een kerkgebouw en dorpscentrum te herkennen.

Nieuwlande werd gesticht op het einde van de 12de eeuw. Het dorp kende een snelle bloei door de intensieve ontginning van veen, als brandstof of om er zout uit te winnen. Historische teksten beschrijven klaar en duidelijk de gevolgen van deze ontginning voor de regio. Door het intensief steken van veen was het bodemniveau in en rond Nieuwlande aanzienlijk gedaald. Ondanks maatregelen van het lokale bestuur werd hier niet meer aan verholpen. Het meedogenloos antwoord van de natuur volgde in de eerste helft van de 16de eeuw. Twee zware stormvloeden in 1530 en 1532 werden het dorp en zowat heel Zuid-Beveland fataal.

In tegenstelling tot vele andere verdronken dorpen in Zeeuws-Vlaanderen werd Nieuwlande niet opnieuw ingepolderd en bleef het voorgoed buitendijks liggen in de bedding van de Oosterschelde. Aan de hand van luchtbeelden, genomen bij laagtij kon toch vrijwel de volledige dorpskern gereconstrueerd worden. Op de plaats waar archeologische resten achterbleven in de ondergrond, is de bodem minder vochtdoorlatend. Bij eb blijft op deze plaatsen veel meer water aan het oppervlak staan. Hierdoor werd het mogelijk de middeleeuwse dorpskern, het kerkgebouw, een stratenpatroon en een percelering te onderscheiden.

Zelf aan de slag

Dat nieuwe media waardevolle informatie blijven vrijgeven, werd onlangs nog duidelijk. Zo publiceerde Bing Maps een nieuwe serie luchtbeelden uit het droge voorjaar van 2011, boordevol archeologische sporen, en werden ook een hele reeks gedetailleerde schuine luchtfoto’s beschikbaar gesteld. Google Earth maakte het met een makkelijke plug-in dan weer mogelijk om luchtbeelden van oudere jaargangen op te vragen. Dankzij deze bronnen op het internet kan iedereen van thuis uit deelnemen aan de speurtocht naar sporen uit het verleden.

 

Jan Trachet



Dit artikel komt uit Ex situ 1

ES1_cover_web

Ex situ is een tijdschrift dat archeologisch nieuws uit Vlaanderen
brengt op een boeiende en toegankelijke manier voor een breed publiek.

Een normaal jaarabonnement (4 nummers) is GRATIS (met uitzondering van de verzendingskosten: €10/jaar)

Ook de oude Ex situ’s kunnen nog  worden nabesteld.