Dit artikel komt uit Ex situ 1

Drie eeuwen lang, van 1497 tot 1797, nam een karmelietenklooster het zuidelijke deel in van de huidige Aalsterse Hopmarkt. Het aangrenzende plein heette toen Veemarkt en had voor het vee een grote drenkpoel, die bekend stond als de Veemarktplas. Een grootschalig archeologisch onderzoek in 2004 en 2005 bracht aan het licht dat de karmelieten zeker niet de eerste bewoners waren op het plein. Onder de funderingen van het koor van de voormalige kloosterkerk zaten de resten van een 15de-eeuwse woning, die de hoek vormde van de Veemarkt met het vroegere Korte Sint-Jorisstraatje. Van het pand zelf bleven slechts enkele muurresten en een gedeeltelijke tegelvloer over, maar het achtererf zorgde voor de verrassing dankzij een volledig bewaarde beerput. De talrijke en zeer goed geconserveerde vondsten uit deze put geven een intrigerend beeld van zowel het dagelijks leven als het ambacht van een kruisboogmaker, die hier aan het eind van de 15de eeuw leefde.

Een drinkglas uit de beerput van Christoffels Jans (foto agentschap Onroerend Erfgoed).

De beerput

De rechthoekige bakstenen beerput met tongewelf had intern een oppervlakte van net geen 4m² en was ongeveer 1,7m diep. De onderste 30cm bestonden uit een zeer organische vulling met daarin grote hoeveelheden goed bewaarde etensresten, zoals dierlijk bot, zaden en vruchten, maar ook een rijk gamma aan gebruiksvoorwerpen in keramiek en glas. Het is opvallend dat de meeste voorwerpen in hun totaliteit in de beerput terechtkwamen. Enkele kleinere voorwerpen, zoals bekers en kleine drinkkannen, zijn zelfs nagenoeg intact teruggevonden. Grotere vormen, zoals kookpotten en kruiken, waren weliswaar gebroken, maar alle fragmenten ervan waren in de put aanwezig. Hetzelfde geldt voor de drinkbekers in glas, waarvan de goed bewaarde fragmenten grotendeels opnieuw in elkaar konden worden gepuzzeld. Dat wijst erop dat de gebruiker bij de opgave van de put zijn servies in keramiek en glas integraal heeft weggegooid. Vermoedelijk gebeurde dit nadat de laatste bewoner het huis had moeten verlaten, toen het in 1498 door het karmelietenklooster was verworven. Waarschijnlijk is het huis kort nadien afgebroken.

beerput
Achter de woning van de kruisboogmaker bevond zich deze gemetste beerput (foto agentschap Onroerend Erfgoed).

Bewerkt elandgewei

Ook opmerkelijk was de aanwezigheid van 45 bewerkte plaatjes in gewei, naast enkele grotere, half afgewerkte stukken en zelfs één onbewerkt geweifragment. Onderzoek van dat laatste kon bevestigen dat het om elandgewei gaat, ingevoerd uit Scandinavië of de Baltische gebieden. Elanden kwamen aan het eind van de middeleeuwen in onze streek niet meer voor. Ook in de poel op de Veemarkt zijn een twintigtal stukken bewerkt en veertien fragmenten onbewerkt gewei teruggevonden, die zeer veel gelijkenis vertonen met het bewerkingsafval uit de beerput. Het materiaal lijkt dus allemaal afkomstig te zijn uit hetzelfde atelier van een geweibewerker, die zijn afval duidelijk niet alleen in zijn eigen beerput dumpte. Verschillende specifieke vormen onder de geweiplaatjes maken zelfs duidelijk dat het om het atelier van een kruisboogmaker gaat.

Uit elandgewei gesneden voorwerpen, afkomstig uit het atelier van kruisboogmaker Jans. De plaatjes met een centrale gleuf zijn pijlgeleiders (foto agentschap Onroerend Erfgoed).


De kruisboogmaker

De beschikbare gegevens uit het stadsarchief bevestigen de interpretatie van het afval. De locatie van de woning, op de hoek van de Veemarkt met het vroegere Korte Sint-Jorisstraatje, laat toe in de geschreven bronnen de bewoner op te sporen. Aan het eind van de 15de eeuw, de periode waaruit het afval dateert, blijkt dat op de opgegraven plek de woning stond van een ambachtsman, aangesteld en betaald door de stad Aalst. Een stadsrekening uit 1497 vermeldt immers: “(Chris)toffels Jans boochmakere die tanderen tide onthouden ende anghenomen es gheweest ten dienste vander stede omme der zelver stede ende den scutters vanden voetboghe te dienene int fait van zinen ambachte ten pensioene van 36 pond parisis tsiaers…”. Christoffels Jans was dus een ‘boogmaker’, meer specifiek een producent van de ‘voetboog’, een bepaald type van kruisboog. De rekening maakt ook duidelijk dat Christoffels in 1497 een jaargeld van 36 pond ontving. Kort daarop, in 1498, verwierven de karmelieten zijn woning, waarna het pand werd afgebroken.

kruisboogmaker

Een kruisboogmaker aan het werk in zijn atelier
(Gravure uit ‘Eygentliche Beschreibung aller Stände auf Erden’, 1568. Deutsche Fotothek, Berlijn).


Sint-Jorisgilde

Kruisboogmakers waren heel belangrijk voor de stedelijke milities, die naast de gewone handboogschutters ook altijd een militie van kruisboogschutters hadden. De rol die ze speelden in de verdediging van de stad was zo belangrijk, dat ze een langdurige aanstelling kregen. Zeker vanaf 1422 was er al een kruisboogmaker aan de Veemarkt gevestigd die ten dienste stond van het Sint-Jorisgilde, het gilde van de kruisboogschutters. Het was ‘Matthys Bolder de boghemaker’ die toen voor achttien jaar werd aangesteld. Een rekening uit hetzelfde jaar beschrijft ook voor welke bedragen jaarlijks onder meer aan ‘sloten’ (tuimelaars), ‘pesen’ en ‘coorden’ uitgegeven mocht worden om de kruisbogen van de ‘guldebroeders’ te onderhouden en te vernieuwen.


Militaire toptechnologie

Uit de weinige middeleeuwse exemplaren die nu nog in Europese musea bewaard zijn, kan de bouw van een militaire kruisboog gereconstrueerd worden. In een periode waarin vuurwapens (de vuurstok, voorloper van het geweer) hun opmars maakten, was de kruisboog een zeer gesofisticeerd wapen. Eeuwen van onderzoek en ontwikkeling zorgden ervoor dat de kruisboog in zijn laatste eeuw van bestaan als militair wapen een hoogtechnologisch product was, dat een zeer grote technische kennis en expertise veronderstelde. Deze technieken zijn niet overgeleverd, omdat vanaf de 16de eeuw het gebruik van de kruisboog als militair wapen verdween. De volgende eeuwen werd hij enkel nog als jachtwapen gebruikt, maar daarvoor was die hoogtechnologische kennis niet meer noodzakelijk. Daardoor ging deze bijzondere productietechniek verloren. Mogelijk verdween met Christoffels Jans dus ook een stukje militair vernuft uit het Aalsterse stadsbeeld, al weten we uit de bronnen dat hij in 1500 nog in dienst was en dat het huis van de boogmaker in 1511 zich wat verder, in de Lange Zoutstraat, bevond.


De kruisboog

De 15de-eeuwse, in Aalst vervaardigde, militaire kruisboog bestond uit een eikenhouten lichaam, waarop een pijlgeleider van geweiplaatjes geplaatst was. Een tuimelaar in gewei, waarachter de pees opgespannen werd, zat in de kolf en werd bediend met een metalen trekker. Om de boog te kunnen laden, zat aan het hoofdeinde een ijzeren beugel, waarin de voet geplaatst werd bij het opspannen van de pees. Het echt hoogtechnologische zat echter in de boog zelf: die bestond uit wel tien of meer lagen verlijmde lamellen in verschillende grondstoffen. De boog moest in staat zijn een zeer grote druk te weerstaan zonder te breken, en toch voldoende soepel en buigzaam zijn om de pijl met grote kracht weg te schieten. Om dit te verkrijgen werd vooral gebruik gemaakt van hoorn, in combinatie met pezen en wat eikenhout. Geweiplaatjes voor de boog zelf hadden enkel een functie als externe afwerking en versiering. Ten slotte zijn er in de beerput ook enkele plaatjes in gewei met een sleutelgatvormige opening aangetroffen, die functioneerden als bescherming van de openingen in het lichaam waar de zware koorden doorheen liepen die de boog vastklemden.

Vijftiende-eeuwse kruisboog met hoornen boog en pijlgeleider in gewei, afkomstig uit het Koninklijk Nederlands Legermuseum. Het is een dergelijk type dat in Aalst door Christoffels Jans gemaakt werd (foto Koninklijk Nederlands Legermuseum).


Levensstandaard

Momenteel is de studie van dit unieke materiaal volop aan de gang. Archeologisch en natuurwetenschappelijk onderzoek van de geweivondsten, gecombineerd met andere vondsten, zoals hout en metaal uit de put en de poel, zullen heel wat meer leren over het ‘kruisboogmaken’ en de kruisboogmaker. Er is inderdaad niet alleen een unieke kans om dit bijzondere ambacht te onderzoeken, maar ook om de eet- en leefgewoonten van de ambachtsman zelf te reconstrueren. We kennen nu zijn naam, inkomen en status, maar hebben in de beerput ook zijn huishoudelijk afval teruggevonden. De studie van zijn weggegooide inboedel, bestaande uit kook-, eet- en drinkgerei in keramiek en glas, gecombineerd met de analyse van het etensafval van vele duizenden dierenbeenderen en goed bewaarde plantenresten, zullen het mogelijk maken de echte levensstandaard te bepalen van Christoffels Jans, de laat-15de-eeuwse kruisboogmaker van Aalst. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

De beerput van de kruisboogmaker bevatte heel wat intacte huisraad, waaronder deze kleine eierdopvormige bekers en een komfoor (foto agentschap Onroerend Erfgoed).

Koen De Groote, Anton Ervynck en Jan Moens (agentschap Onroerend Erfgoed)


Dit artikel komt uit Ex situ 1

ES1_cover_web

Ex situ is een tijdschrift dat archeologisch nieuws uit Vlaanderen
brengt op een boeiende en toegankelijke manier voor een breed publiek.

Een normaal jaarabonnement (4 nummers) is GRATIS (met uitzondering van de verzendingskosten: €10/jaar)

Ook de oude Ex situ’s kunnen nog  worden nabesteld.