Dit artikel komt uit Ex situ 1
prinsenhof gent
Restanten van het poortgebouw van het Prinsenhof, de dichtgemetselde poortdoorgang is nog afleesbaar op de muur © Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarcheologie

Op 24 februari 1500 werd in het Gentse Prinsenhof de zoon van Filips de Schone en Johanna van Castilië geboren: Keizer Karel, volgens zijn Spaanse thuisbasis Karel V. Het geboortehuis was één van de residentiële paleizen van de Bourgondiërs in de Lage Landen, naast de Coudenberg in Brussel, het Palais Rihour in Lille en het Prinsenhof in Brugge. Binnen het ommuurde domein – dat op dit moment niet onderworpen was aan enige stedelijke administratie en rechtspraak – bevonden zich rond een omgracht paleis tuinen, nutsgebouwen, stallingen, woningen, én een leeuwenhof. Op oude afbeeldingen, stadszichten en ander kaartenmateriaal is het tuineiland binnen de brede gracht nog te herkennen als het overblijfsel van een 12de-eeuws mottekasteel, later bekend als het Hof ten Walle. Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, begon rond het midden van de 14de eeuw op deze plek met de uitbouw van een residentie, als opvolger voor het ondertussen naar de tijdsgeest te tochtige en grimmige Gravensteen. Eén van de eerste, nieuwe gebouwen op het kerneiland (het oude neerhof) is het poortgebouw. Vanaf het voorplein (het huidige Prinsenhofplein) bereikte men via een houten brug – waarvan het laatste deel ophaalbaar was – de ongeveer 3m brede doorgang.

stad gent sanderus prinsenhof
Het Prinsenhof in de ‘Flandria Illustrata’ met poortgebouw, houten brug en tuineiland; Antonius Sanderus, 1641 © Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarchief

Twee eeuwen lang werd deze enge passage gefrequenteerd door de machtigen van het Europa van die tijd: graven, hertogen, hun vrouwen en hofhouding, intriganten, handelaren en ander schoon volk. Wellicht niet zonder reden was de ingang tot het paleis nauw bemeten qua doorgang, maar breed qua monumentale uitbouw. Het poortgebouw moest allereerst een zekere status uitstralen, aangezien dit het eerste deel van het paleis was waarmee de bezoeker werd geconfronteerd. Eens de poort door, kwam men op het binnenplein terecht, langs drie zijden omringd door paleisvleugels. En dan was, zeker voor nieuwkomers, de overweldiging compleet. Maar tegelijk was de nauwe toegang beperkend, zeker voor bezoek dat indruk wou maken. Het is moeilijk breed uit te pakken, als daar de ruimte niet voor is. Misschien was de nauwe toegang inderdaad voor een deel te verantwoorden vanuit het oogpunt van de militaire verdediging maar moet enige symboliek ook een rol hebben gespeeld. De nauwte van de doorgang beperkte de glorie van de bezoeker maar versterkte de gastvrijheid van de gastheer.

archeologie gent zwarte doos
Aanzet van de eerste brugboog tussen de flankeertorens © foto Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarcheologie

De realisatie van een nieuwbouw op de plek van het poortgebouw was voor de Dienst Stadsarcheologie van de Stad Gent de aanleiding voor een archeologisch onderzoek. En dat leverde een nieuw zicht op het oude paleis. Het vierkante poortgebouw met drie hoektorens was in kern opgetrokken uit baksteen terwijl de buitenzijde tot op zekere hoogte van een natuurstenen bekleding was voorzien. Voor de noordelijke toren bestond deze bekleding uit – afwisselend – een laag Doornikse kalksteen (donker) en twee lagen witte kalkzandsteen (licht), wat een opmerkelijk esthetisch effect moet hebben gegeven. Het buitenmetselwerk ter hoogte van de brugaansluiting en de zuidelijke toren vertoonde heel wat sporen van verbouwingen en herstellingen. Dit is waarschijnlijk de reden waarom men op een gegeven moment deze zones wit gekalkt heeft, zoals te zien op het weliswaar 17de-eeuwse anonieme schilderij ‘De doopstoet van Keizer Karel’. Een deel van het opgaande muurwerk van de westwand is nog bewaard in de gemene muur van het naastliggend pand. De boog die de poortdoorgang overwelfde is nog duidelijk af te lezen. De doorgang was zeker 5,5m hoog. Aan beide zijden van de doorgang waren kleine vertrekken in het poortgebouw, onder andere voor de portier. De vertrekken aan de zuidkant – de waterzijde – waren van kelders voorzien, maar het onderzoek wees uit dat er problemen waren met de stabiliteit in deze zuidelijke zone. Verschillende scheuren en verzakkingen in het metselwerk wijzen erop dat dit deel van het gebouwencomplex in de gracht wegzakte. De zuidmuur werd waarschijnlijk in de tweede helft van de 17de of aan het begin van de 18de eeuw herbouwd. Bij deze gelegenheid werd de zuidwestelijke toren echter niet meer opnieuw opgebouwd. De houten brug werd wel vervangen door een bakstenen exemplaar met vijf bogen. Ten noorden van het poortgebouw staat nog steeds een deel van de aansluitende paleisvleugel, tot aan de nok bewaard.

doopstoet prinsenhof gent
De doopstoet van Keizer Karel; anoniem schilderij, 17de eeuw © STAM Gent

Gunter Stoops (Stadsarcheologie, Stad Gent)

Meer informatie:
Het Bourgondische paleis: Het Prinselijk Hof ten Walle Gent, Jubileumuitgave Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, Gentse Vereniging voor Stadsarcheologie, Gent 2000.

Site van het Prinsenhof


 

Dit artikel komt uit Ex situ 1

ES1_cover_web

Ex situ is een tijdschrift dat archeologisch nieuws uit Vlaanderen
brengt op een boeiende en toegankelijke manier voor een breed publiek.

Een normaal jaarabonnement (4 nummers) is GRATIS (met uitzondering van de verzendingskosten: €10/jaar)

Ook de oude Ex situ’s kunnen nog  worden nabesteld