In het landelijke Nevele, vlak naast de kerk, staan de restanten van een duizend jaar oude donjon. De middeleeuwse woontoren raakte door de eeuwen heen vergeten. Sinds 2001 probeert een enthousiaste groep archeologen en vrijwilligers de geheimen van de donjon te ontsluieren. Samen reconstrueren ze een hoofdstuk uit de geschiedenis van Nevele dat verloren dreigde te gaan.
Antoine Janssens was in 1940 de eerste die de veldstenen muren van het empirekasteel in de Cyriel Buyssestraat in Nevele bestudeerde. De toenmalige feestzaal was door een brandbom vernield tijdens WOII en de restauratiewerkzaamheden waren volop aan de gang. Hij dacht dat de Gentenaren het vroegere ‘versterkte kasteel’ volledig hadden afgebroken in 1489 en concludeerde dat de muren de enige overblijfselen waren van het heropgebouwde kasteel. Janssens publiceerde zijn bevindingen in 1973 in het heemkundig tijdschrift ‘Het Land van Nevele’.
Provinciaal archeoloog Luc Bauters stuitte op het artikel van Antoine Janssens en besloot in 1992 zelf ter plaatse te gaan kijken. Aangezien veldsteen vooral in de vroege middeleeuwen werd gebruikt, leidde hij af dat de muren restanten waren van een middeleeuwse donjon. In 2001 kwam de donjon opnieuw onder de aandacht omdat een aantal plaatselijke heemkundigen, met Hugo Schaeck en Raf Walgraeve op kop, het onderzoek heropenden. Zij betrokken een aantal archeologen, waaronder Luc Bauters, Steven Mortier, David Kneuvels en Wim De Clercq en stichtten een archeologische werkgroep.
Intussen zijn de eigenaars van het kasteel het gebouw aan het restaureren. De vloeren zijn bezaaid met kruiwagens, houten paletten, stenen en bergen stof. In een van de muren van de kelder gaapt een groot gat. “In 2001 stond ik hier samen met de voormalige eigenaar Jules Schelstraete”, vertelt vrijwilliger Hugo Schaeck. “Hij gaf een rondleiding door het huis, aangezien we geïnteresseerd waren het open te stellen voor Open Monumentendag 2001. Jules klopte op de hol klinkende muur en vertelde me dat er volgens een legende een geheime gang achter schuilde. Ik was meteen geïntrigeerd en vroeg of ik de muur voor een deel mocht openbreken.” In plaats van op een gang botste hij een halve meter dieper op een muur. Onbewust had hij de fundering van de donjon ontdekt. Samen met archeoloog David Kneuvels brak hij de muur verder open. Kneuvels boorde met een grondboor naar beneden. Toen hij geen natuursteen raakte, besefte hij dat hij de onderkant van de fundering had bereikt. De muur was minstens 15m hoog. Via de zolder liep een trap met dezelfde breedte als de muur. Die trap verbond de voormalige eerste verdieping met de tweede verdieping.
Op dat moment was nog steeds niet veel bekend over de bouwgeschiedenis, maar de woontoren liet zowel de archeologen als de vrijwilligers niet meer los. “Voor 2001 had ik geen idee dat er een donjon naast de kerk lag. Ik kende het gebouw als klooster. Ik verdiepte me in geschiedenisboeken en dook de archieven in om er zo veel mogelijk over te weten te komen”, vervolgt Schaeck.
Viercante torre
De donjon gaat waarschijnlijk terug tot de elfde eeuw. In het werk van De Potter en Broeckaert staat Adam van Nevele (1067) vermeld en is er sprake van een herbouwd kasteel in de 14de eeuw dat bestaat uit ‘een viercante torre ghemetst van blauwe schorre, en waertoe 18 bunder onder motte, wallen, land, meersch en weide behooren’. Later trok men allerlei bijgebouwen op. In 1489 hebben de Gentenaren die bijgebouwen gesloopt. Ze voerden het afbraakmateriaal af om hun stadsmuren te verstevigen. De muren van de woontoren lieten ze echter grotendeels staan, omdat die gebouwd waren uit veldsteen. Dat is immers minder geschikt als bouwmateriaal. De toren werd voortaan hoofdzakelijk als gevangenis gebruikt. “De weduwe van burgemeester Carbonelle integreerde de oude toren in 1807 in het nieuwe empirekasteel dat ze liet bouwen’, legt Schaeck uit. Na 1840 kreeg het kasteel onder andere de bestemming van klooster en school en werd de toren deels afgebroken.
In 2013 ontdekten de vrijwilligers samen met de archeologen de oorspronkelijke toegang tot de donjon. Die toegang bevindt zich op de eerste verdieping achteraan het kasteel, waar eigenaar Carl Schelstraete en zijn vader Jules een verbouwing planden. Toen Schaeck over restauratiewerkzaamheden hoorde, ging hij onmiddellijk kijken. “De schoonzoon van Carl Schelstraete meldde dat er in het stucwerk op de eerste verdieping een boogvorm te zien was.” Carl Schelstraete gaf Schaeck de toestemming om de muur te ontpleisteren. De archeologische werkgroep werd nieuw leven ingeblazen en de eigenaars van het kasteel legden hun verbouwingswerken zes maanden stil.
Schaeck heeft de muren op de eerste verdieping en het gelijkvloers samen met vrijwilligers Raf Walgraeve en Sven De Wulf voorzichtig van hun bepleistering ontdaan. “Ik coördineerde en zorgde ervoor dat het onderzoek op wetenschappelijke manier verliep. Ik mat alles op en tekende het in”, legt Bauters uit. Als het pleisterwerk verwijderd was, kwam een veldstenen muur met dichtgemetselde deuropening tevoorschijn. “Na onderzoek bleek dat we een toegangspoort hadden ontdekt. De ingang lag op een kleine vier meter hoogte zodat ze enkel via een houten trap te bereiken was. Als er gevaar dreigde, kon de trap vernield worden. Toen ik voor het eerst binnenging in het kasteel zag ik niet meteen voor me hoe de donjon er vroeger uitzag”, geeft Bauters toe. “Dat werd pas duidelijk toen ik besefte dat de binnenmuur van het kasteel de buitenmuur van de donjon was.”
Trap in de muur
In diezelfde periode deden de archeologen nog ontdekkingen. Over de muur van de eerste verdieping loopt een grote barst. Archeoloog Sam De Decker ontdekte dat er op de plaats van de barst een lichtspleet zat. “Als je door de lichtspleet kijkt, zie je een steektrap (rechte trap, red.) die ingewerkt is in de breedte van de muur. Zoals we al wisten liep die van het klokkentorentje verder naar beneden”, vertelt Bauters.
De gang in de muur loopt stijl naar beneden en is claustrofobisch smal. Uit de barst valt een kiertje licht naar binnen. Onderaan de trap zijn twee dichtgemaakte openingen te onderscheiden. “Toen we deze ruimte in 2003 voor het eerst betraden, waren beide openingen dichtgemetseld en was de laatste zelfs overpleisterd en beschilderd. De opening links leidde naar de eerste verdieping van de donjon, maar we wisten niet waar de opening aan de rechterkant voor diende. Een barst in het pleisterwerk deed ons vermoeden dat er een latrine onder verborgen zat. Hugo brak het pleisterwerk in 2013 open en ontdekte een opening die was opgevuld met bakstenen en afgesloten met een steunbalk en een houten luik. De toegangspoort rechts leidde naar de buitenkant, vermoedelijk naar de weergang.”
Hugo Schaeck geniet ervan om deel uit te maken van het team dat eeuwenoude raadsels ontcijfert. “Het is fantastisch om zulke vondsten te doen”, blikt Schaeck terug. “Voor mij is het een jongensdroom die uitkomt. Elke steen die we vinden, schenkt ons een nieuw puzzelstukje.” Het gebeurt vaker dat archeologen samenwerken met vrijwilligers. “Maar wij hebben het geluk dat iedereen in de groep bezeten is door de donjon. Het enthousiasme werkt aanstekelijk”, vindt Bauters. “Dankzij de vrijwilligers ervaren we een groot draagvlak vanuit de lokale gemeenschap. Het verhaal van de donjon leeft in Nevele. Ook de eigenaars hebben meegewerkt. Zo willen ze de natuurstenen muur niet meer bepleisteren na hun verbouwingswerken, maar integreren in hun woning.”
“De donjon is meer dan alleen een donjon. Het vertelt iets over Nevele, de omgeving en de groei van een stadje. Het is belangrijk dat we zekerheid hebben over de oudste fase van de donjon via een 14C-datering”, gaat Bauters verder. “Ik vermoed dat de donjon voor 1111 gebouwd is. Dat jaar heeft Graaf Robrecht II het verboden om versterkingen te bouwen zonder zijn toestemming. De donjon is na het Gravensteen de grootste en oudste bewaarde donjon in West- en Oost-Vlaanderen.”
Hoewel de donjon een deel van zijn geheimen heeft prijsgegeven, staat de archeologische werkgroep nog voor heel wat raadsels. “Sommige vragen zullen we nooit oplossen. Zo zijn twee muren volledig verdwenen. Er moeten ook latrines gezeten hebben. We hebben een nis ontdekt van dertig centimeter diep en twee meter breed, maar we weten nog niet welke functie ze had. Ook voor bepaalde gaten in de muren moeten we een verklaring vinden. Voor mij is de ontdekkingstocht in de donjon een van de hoogtepunten in mijn carrière. Het is soms echt puzzelwerk. We mogen geen enkel detail missen, zoals de lichtspleet in de muur. Het is enorm boeiend om interpretaties te zoeken.” “Dat vind ik ook het leuke aan onze werkgroep”, neemt Schaeck over. “We zijn constant aan het discussiëren over onze vondsten. Gelukkig weten we nog niet alles, anders zou het niet meer zo boeiend zijn.”
Wie nog meer wil weten over dit interessante onderzoek kan verder lezen in het boek “Versteend, versterkt, verborgen! De resten van de donjon van Nevele van nabij en in een ruimere context bekeken.” Te koop bij Heemkring Het Land van Nevele.
Leni Debacker
Dit artikel verscheen eerder in Ex situ 6
Ex situ is een tijdschrift dat archeologisch nieuws uit Vlaanderen
brengt op een boeiende en toegankelijke manier voor een breed publiek.
Een normaal jaarabonnement (4 nummers) is GRATIS (met uitzondering van de verzendingskosten: €10/jaar)
Ook de oude Ex situ’s kunnen nog worden nabesteld.