Dit artikel komt uit Ex situ 1
De opgravingen op het Leuvense Fochplein kregen het voorbije jaar veel media-aandacht. Aanleiding voor het archeologisch onderzoek was de aanleg van een ondergrondse fietsenstalling, die de bodem in een deel van het hart van Leuven tot 6m diep zou verstoren. Vooronderzoek had uitgewezen dat er een hoge kans was op de aanwezigheid van archeologische resten, niet verwonderlijk gezien de centrale ligging van het plein. Studiebureau Archeologie bvba voerde de opdracht uit met een ploeg van dertien arbeiders en archeologen, en klaarde de klus sneller dan oorspronkelijk voorzien. Het veldwerk duurde van oktober 2010 tot maart 2011 maar de uitwerking van de resultaten is door de grote hoeveelheid vondsten nog volop aan de gang. Hier volgen toch al enkele voorlopige conclusies.
Waar ligt het Fochplein?
Het Fochplein ligt pal in het centrum van Leuven, net ten oosten van de Sint-Pieterskerk en de Grote Markt. De omgeving van de kerk wordt beschouwd als een van de oudste stadskernen. Het onderzoeksterrein maakt deel uit van het middeleeuwse hart van Leuven binnen de eerste stadsomwalling uit de 12de eeuw, het vertrekpunt voor alle grote uitvalswegen van de stad (Diestse-, Tiense-, Naamse-, Brusselse- en Mechelsestraat).
Het Fochplein werd pas na de Eerste Wereldoorlog aangelegd en kreeg de naam van een van de beruchtste Franse maarschalken uit die wereldbrand. Volgens oude kaarten en historische bronnen maakte het Fochplein tot 1870 deel uit van een gesloten bouwblok begrensd door de Tiensestraat, de Diestsestraat, de huidige Vanderkelen- en de Savoyestraat. In 1870 werd dit bouwblok doorbroken bij het verlengen van de Statiestraat, de huidige Bondgenotenlaan, die zo het nieuw aangelegde station met de huidige Grote Markt verbond. In 1914 trof een brand de hele zone. Bij de heropbouw na de oorlog legde men een ovaal plein aan, dat een wereldoorlog later, in 1944, tijdens de bombardementen van de geallieerden opnieuw verwoest werd. De huidige pleinaanleg dateert van 1975.
Bewoning tijdens drie perioden
De sporen en vondsten vallen uiteen in drie groepen, namelijk de kelders van de huizen die dateren omstreeks 1870, laatmiddeleeuwse kelders en een aantal middeleeuwse achtererven. Kelders van de huizen die na de verlenging van de Statiestraat in 1870 werden opgetrokken (en die in 1914 na de brand verdwenen), werden aangetroffen aan de zuidoostkant van het plein, met de rooilijn in het verlengde van de huidige Bondgenotenlaan. Deze kelders oversneden de laatmiddeleeuwse kelders en hebben een duidelijk verschillende oriëntatie dan hun voorgangers.
Urbanisatie in de 19de eeuw
Na het bouwen van het station en de aanleg van de Statiestraat ontstond een nieuw centrum aan de Volksplaats (het huidige Ladeuzeplein), waardoor de sociale status van het middeleeuwse stadscentrum sterk daalde. Vanaf 1870 herwaardeerde het stadsbestuur deze buurt opnieuw door middel van een nieuw urbanistisch project. De laat-19de-eeuwse kelders, die hoorden bij deze vernieuwing, vonden de archeologen terug onmiddellijk onder het huidige straatniveau, met vrijwel intacte baksteen- en tegelvloeren en grotendeels bewaarde opstaande muren. Alles wijst erop dat, zoals de historische bronnen suggereren, de verschillende gebouwen in één bouwcampagne zijn opgetrokken. Een opmerkelijke vondst, in een van de kelders, is een winkelinventaris die in rook opging in 1914. Het document gaf een inkijk in het consumptiepatroon uit die periode. In de winkel konden ondermeer luxueuze toiletartikelen uit Engeland en Frankrijk gekocht worden.
Kelders uit de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd
Uit de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd troffen de archeologen vijf vrijwel intacte bakstenen kelders aan, loodrecht georiënteerd op de Tiensestraat en volgestort met puin. Ze stonden per paar met elkaar in verbinding en in de zuidoostelijke helft van elk koppel bleek een keldertrap aanwezig te zijn, die op de straat uitgaf. In de kelders bevonden zich beer- en waterputten. Verschillende herstellingen in de keldervloeren, evenals wijzigingen in de opdeling van de ruimtes, tonen aan dat ze meerdere eeuwen in gebruik waren. De vondsten illustreren de veranderingen in het dagelijks leven. Het gebruiksaardewerk toont mooi de overgang van koken in het open vuur waarbij de kookpot op drie pootjes werd geplaatst naar het koken op fornuis met kookgerei op platte bodem. Het huisraad uit de 16de eeuw wijst ook op een veranderend consumptiepatroon. Niet enkel functionaliteit is van belang, gebruiksvoorwerpen moeten er ook mooi uit zien. De prachtige drinkglazen en het rijkelijk versierd importaardewerk illustreren het groeiend belang van tafelen en laten zien wat je in de kast hebt. Ook de aanwezigheid van wilde dieren, kalkoen en duurdere vissoorten onder de etensresten getuigen van een luxueus stadsleventje.
Gegoede burgers
De aanleg van de laatmiddeleeuwse en de 19de-eeuwse kelders heeft de oudere lagen grotendeels opgeruimd. Globaal genomen illustreren de opgravingen op het Fochplein echter een permanente bewoning gedurende de laatste 800 à 1000 jaar. Hoewel de meeste gebouw- of woningresten uit de oudste periode door de latere bouwactiviteit niet bewaard zijn, kunnen de archeologen op basis van de vondsten op de achtererven toch een aantal uitspraken doen over de aard van de site. Hieruit kunnen ze besluiten dat hier vooral mensen woonden, eerder dan dat het een ambachtelijke zone of een stadsdeel met een andere functie was. De samenstelling van het aardewerk toont dit aan. De keramiek komt trouwens tot in de 14de eeuw voornamelijk uit het Maasland en later uit het Rijnland. Schijnbaar komt pas in de loop van de 14de eeuw in het Leuvense een lokale productie in rood aardewerk op gang. Historische bronnen wijzen op de aanwezigheid van enkele gasthoven en ook een brouwerij. Dit werd bevestigd door het aangetroffen glas en de keramiek, maar ook door de resultaten van het botanisch onderzoek. Er zijn opnieuw voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat de bewoners relatief welvarend waren. Hierbij moet niet onmiddellijk aan lokale adel, maar eerder aan vermogende burgers gedacht worden. Deze burgers onderstreepten hun eigen macht en rijkdom door te pronken met luxeproducten.
Vanessa Vander Ginst en Maarten Smeets
Dit artikel komt uit Ex situ 1
Ex situ is een tijdschrift dat archeologisch nieuws uit Vlaanderen
brengt op een boeiende en toegankelijke manier voor een breed publiek.
Een normaal jaarabonnement (4 nummers) is GRATIS (met uitzondering van de verzendingskosten: €10/jaar)
Ook de oude Ex situ’s kunnen nog worden nabesteld.